Skip to Content

RSS Eetbaar Rotterdam

Inhoud syndiceren
Stadslandbouwblog 2.0
Bijgewerkt: 1 jaar 44 weken geleden

Living Lab Rotterdam EdiCitNet

zo, 18/07/2021 - 10:47

De komende tijd zal Stadslandbouwtijdschrift regelmatig verslag doen van de voortgang van het Living Lab Rotterdam dat wordt uitgevoerd in het kader van het EU-project EdiCitNet (Edible Cities Network). Dit project loopt al 2 jaar, maar sinds januari 2021 wordt de stad Rotterdam als partner in het project niet langer vertegenwoordigd door de gemeente maar door de initiatieven zelf. Meer hierover is te lezen hier op de site en in de update op de site van Groen010 dat namens de initiatieven formeel partner is.
Voor Stadslandbouwtijdschrift biedt dit ook een nieuwe impuls zoals hier is te lezen.

Inmiddels is het zelfonderzoek afgerond en voorgelegd aan de initiatieven op een netwerkbijeenkomst 8 juli 2021. Tijdens deze geïnspireerde en succesvolle bijeenkomst zijn op basis van de voorgestelde handelingsperspectieven 4 werkgroepen geformuleerd. Deze werkgroepen gaan met Groen010 in september aan de slag om de perspectieven om te zetten in actie. Een uitgebreider verslag van deze bijeenkomst en meer over hoe je kan aanhaken bij dit proces volgt in de volgende editie.

Ondertussen biedt het EdiCitNet project allerlei mogelijkheden tot kennisuitwisseling tussen initiatieven van de deelnemende steden. Een goed voorbeeld daarvan zijn de City Team meets City Team bijeenkomsten. Ben je als initiatiefnemer of bij een initiatief betrokken professional geïnteresseerd om deel te nemen, lees dan hier verder.

Groen010 zal ook bij andere vormen van uitwisseling kijken hoe ze een bredere groep initiatieven en projecten kan betrekken, want de huidige (bestuurs)leden streven ernaar om Groen010 in te zetten als (desnoods tijdelijk) vehikel om de groene beweging als geheel te versterken.

Het bericht Living Lab Rotterdam EdiCitNet verscheen eerst op Eetbaar Rotterdam.

Categorieën: Lokale voedselsystemen

City Team meets City Team

zo, 18/07/2021 - 10:44

Internationale uitwisseling in het kader van het project Edible Cities Network

Met Groen010 nemen wij maandelijks digitaal deel aan de themabijeenkomsten van het Edible Cities Network. Daar wordt besproken wat uitdagingen, beperkingen en toekomstvisies van de deelnemende steden (wereldwijd) zijn.

Iedere maand wordt een nieuw thema uitgediept in workshopachtige sessies, en wordt de gelegenheid geboden een presentatie te geven. Groen010 heeft het afgelopen voorjaar al verschillende personen uit het Rotterdamse netwerk gevraagd aan te haken bij bijeenkomsten met voor hen relevante thema’s, en soms ook om een presentatie te geven. Dit leidt vaak tot interessante gesprekken en deling van ervaring en kennis.

Om een beeld te geven van de thema’s en verschillende bijdrages van Rotterdamse partijen, een kort overzicht van de afgelopen bijeenkomsten. Na een voorstelrondje in januari 2021, is in februari een presentatie gegeven over het thema ‘Different ways of mapping/visualizing ECS (Edible City Solutions)’ door Nienke Bouwman (Krachtgroen) en Paul de Graaf (Coöperatie Ondergrond) over ‘De groene connectie’ en ‘het in kaart brengen van initiatieven in Rotterdam’. Maart ging over Lobbying.
In april was het thema: ‘School and childrens garden concepts’ en presenteerde Sander Dikstra (Natuurstad) ‘100 jaar schooltuinieren in Rotterdam, verleden/heden/toekomst’. Daarnaast vertelde de City Team Coordinator van Andernach (Duitsland), Anneli Karlsson over ‘Edible education in Andernach’. In mei was het thema ‘Watermanagement in urban agriculture’ en in juni gemeenschapstuinen in Uruguay.

Onderstaand het schema voor de komende maanden. Mocht je interesse hebben bij een van de themameetings (via Zoom) aanwezig te zijn kun je mailen aan Caroline Zeevat; zeevat@luna.nl

Het bericht City Team meets City Team verscheen eerst op Eetbaar Rotterdam.

Categorieën: Lokale voedselsystemen

BOEKEN 7 – Sitopia

vr, 16/07/2021 - 20:14

Het nieuwe boek van Carolyn Steel gerecenseerd door Vincent Walstra

Het is nu ruim een jaar geleden dat de wereld op zijn kop werd gezet door SARS-COVID-19, vermoedelijk verspreid van dier naar mens op een markt in China. Het is voeding, datgene dat ons zo inherent aan de aarde verbindt, dat haar onvoorspelbaarheid en oncontroleerbaarheid eens te meer heeft laten blijken. Al ruim een jaar schommelt de wereld van lockdown naar versoepelingen en terug. Er werd onderscheid gemaakt tussen essentiële en niet-essentiële beroepen, bepaalde sectoren zoals de horeca en sportactiviteiten werden tijdelijk verboden, en we werden beperkt in onze bewegingsvrijheid. Blijf binnen luidde het credo: doe enkel dat wat noodzakelijk is. In extreme situaties als deze moet alles wijken voor onze overlevingsdrang, maar één zaak ontspringt de dans, inderdaad: voeding. We kunnen niet zonder, en dus blijven supermarkten open en mogen we nog altijd een blokje om voor onze boodschappen. Hoewel haar boek is geschreven in een pre-corona wereld, had het zo in de introductie kunnen staan van het boek van Carolyn Steel. In de ogen van Steel, is voedsel fundamenteler aan ons bestaan dan wat dan ook.

Na haar doorbraak met het boek The Hungry City in 2008, waarin Steel een kritische beschouwing geeft van de (vervagende) verbinding tussen stedelingen en het platteland, en daarmee voeding, pakt ze in 2020 door met het boek Sitopia: How Food Can Save the World. Sitopia, letterlijk vertaald voedselplaats, is een samenstelling van de Griekse woorden sitos [voedsel]en topos [plaats]. Centraal in het boek staat dan ook het waarderen van voeding door te laten zien met welke diversiteit voedsel ons dagelijks leven beïnvloedt.

Sitopia is opgedeeld in zeven hoofdstukken: Food, Body, Home, Society, City and Country, Nature, en Time. Het boek bouwt zich op door in elk volgend hoofdstuk de schaal waarop onze relatie tot voeding wordt besproken, te vergroten. Het gaat van de relatie tussen voeding en ons lichaam, naar de culturele waarde van voeding als sociale verbinder, om vervolgens in te gaan op de natuurfilosofische relatie tussen mens en aarde. Het boek staat vol met interessante en soms schokkende feitjes en cijfers over voeding, bijvoorbeeld over de ontwikkeling van vleesvervangers en de evenwel groeiende consumptie van vlees. Naast cijfers vinden we ook tot de verbeelding sprekende verhalen over bijvoorbeeld de vastencultuur in het Jainisme in India, waar men zich tot sterven toe van voedsel ontziet om het leven te voltooien, of Steel haar eigen ervaringen van de Finse cuisine en de bijna sprookjesachtige beschrijving waarmee haar nicht Helena het Finse plattenland beschrijft waarin zij opgroeide.

Het lukt Steel daardoor om middels gevatte opmerkingen en ontnuchterende analyses de lezer mee te nemen in de complexe realiteit van voeding. Wat tekenend is voor de schrijfstijl van Steel, is dat hoewel de lading van de onderwerpen vaak erg zwaar is, zij het luchtig weet op te schrijven waardoor je je als lezer toch regelmatig op een glimlach betrapt. Tegelijkertijd laat zij de lezer kritisch naar zichzelf kijken: ‘’Why are we so blind to the truth of food? One answer is that it suits us not to have to think about it too much’’, schrijft zij in het hoofdstuk Food. Mocht je je niet bewust zijn van de wereld die zich achter je dagelijkse maaltijd schuilhoudt, dan is Sitopia een prachtige sprong in het diepe.

De vraag is echter voor welk publiek dit boek geschreven is. Voor iemand die zich nooit erg met voedsel heeft beziggehouden is Sitopia een uitstekende introductie voor de wereld van voeding. Echter, iemand die op zoek is naar goed onderbouwde argumenten en een rode draad in een verhaal dat antwoord claimt te geven op How food can save the world, komt bedrogen uit. Dit heeft mede te maken met het genre van het boek, wat valt onder pop-science. Dit is een genre waarin populaire schrijvers, vaak met wetenschappelijke achtergrond, het gebruik van voetnoten en beargumenterende tekstopbouw inzetten op een manier waarop het voor de lezer kan lijken alsof zij een wetenschappelijk onderbouwd boek voor zich hebben. Aan de ene kant een goede ontwikkeling die de wetenschap toegankelijker maakt, maar tegelijkertijd verloedert het de kwaliteit van onderzoek door het gebrek aan enige diepgang. Te pas en te onpas worden er theorieën aangehaald vanuit dan weer de antropologie, dan weer de biologie, om weer door te schakelen naar fysica en economie. Voor pop-science geldt ‘meer is beter’, wat daarmee typisch is voor de hedendaagse fast culture, waarin kwaliteit van de inhoud wordt vervangen door kwantiteit van consumptie. Het zorgt voor een opportunistisch gebruik van zorgvuldig uitgevoerde wetenschappelijke onderzoeken, die worden geciteerd in een context waarvoor zij nooit bedoeld zijn geweest.

Laat me een voorbeeld geven. Op pagina 295 begint Steel met een twee-pagina’s lang verhaal dat begint met de vraag ‘’What is our relationship with time?’’. De eerste anderhalve pagina is in principe het werk van antropoloog Tim Ingold. Deels in haar eigen woorden herhaalt Steel wat Tim Ingold schrijft over de werken van Nilsson, Evans-Pritchard en Mumford. Er is op deze pagina één zin die duidelijk uit de koker van Steel komt. Halverwege de pagina vinden we ‘’The fact that so many timings were linked to food is no accident, since most people spent much of their time engaged with it.’’ Omdat deze dusdanig tussen de teksten van Ingold is verweven, lijkt het alsof ook Ingold was opgevallen dat voedsel centraal staat in de pre-industriële perceptie van tijd. Echter, wanneer we teruggaan naar het originele werk van Ingold, valt op dat voeding in dit stuk nergens ter sprake komt. In plaats daarvan gebruikt Ingold deze teksten om zijn concept taskscape uit te leggen. Ingold wil met zijn taskscape laten zien dat de Westerse interpretatie van tijd niet dé, maar één perceptie van tijd is. Dat dit, en niet de relatie tussen mens, tijd en eten, centraal staat in Ingold’s werk, lijkt Steel voor het gemak even achterwegen te laten. Vervolgens, onderaan de tweede pagina, eindigt Steel met de bewering dat:

‘’Irregular hours are particularly bad, since we’re always eating at the wrong time for our bodies. For this reason shift workers tend to be fatter than regular workers, and lack of sleep is making many of us fatter too, as the ‘hungry hormone’ ghrelin kicks in, turning us into doughnut-munching Homer Simpsons.[29]’’

Deze voetnoot 29 verwijst naar een wetenschappelijk artikel dat stelt dat weinig slaap een verstorend effect heeft op ons voedingspatroon. Het artikel zegt niks over ‘shift workers’ die vanwege onreguliere werkuren zwaarder zijn dan ‘regular workers’. Met andere woorden, zowel het werk van Ingold als het onderzoek over de relatie tussen slaap en voeding, zijn uit hun context gehaald om het argument van Steel, dat onze huidige relatie tot tijd ons ziek maakt, te dienen.

Naast deze kritiek op gebruik van wetenschappelijke bronnen, vervalt Steel regelmatig in ongenuanceerde uitspraken. Zo beweert zij meerdere keren, bijvoorbeeld op pagina 92, dat de man-vrouw verdeling al sinds de jagers-verzamelaar hetzelfde is. De vrouw kookt en zorgt voor de kinderen, de man jaagt en verzorgt de familie. Steeds vaker wordt er echter bewijs gevonden dat deze verhoudingen toch een stuk genuanceerder lagen en dat in veel culturen vrouwen evenwel als mannen in de jacht deelnamen. Je zou hopen dat dergelijke stereotypes eerder doorbroken dan bevestigd worden in hedendaagse boeken. Een andere gesimplificeerde analyse is te vinden op pagina 149, waar Steel in één bladzijde het communisme van Marx en Engels naar het rijk der verdoemenis schuift met als argument dat Rusland en China bewijs zijn van hoe ‘’terrible’’ het communisme is. En daar blijft het niet bij, want op diezelfde pagina claimt zij dat het liberalisme nooit tot soortgelijke zaken in staat zou zijn. Dat is nogal makkelijk praten vanuit het Westen, waar we zorgvuldig alle wandaden die ons systeem omhooghouden hebben weten te outsourcen naar landen waar men niet zo nauw let op kinderarbeid, milieuvervuiling en geweld.

Dit zijn stevige woorden. Maar het is niet mijn bedoeling om de kennis van Steel te ondermijnen. Dat het anders kan, bewijst zij met paragrafen over ‘The ‘Adam Smith Problem’’ (145) en de daaropvolgende ‘The Great Transformation’ (146), waarin de werken van Adam Smith en Karl Polanyi door haar worden besproken. Deze vind ik erg informatief en toegankelijk voor een breed publiek.

Het is jammer dat zij deze manier van schrijven regelmatig laat vallen voor het opsommen van niet aan elkaar gerelateerde wetenschappelijke literatuur of trekken van voorbarige of juist gedateerde conclusies. Het doel van wetenschap is om wetenschappelijke literatuur te gebruiken om jouw eigen argument te toetsen, terwijl in pop-science dezelfde literatuur wordt gebruikt om te zoeken naar bevestigingen. Met als kwalijke gevolg een opportunistische schrijfstijl. Hoe kan het eigenlijk ook anders, wanneer één persoon in één boek een koppeling wil maken tussen het leven van darmbacteriën, onze perceptie van tijd, de betekenis van de dood, het marxisme en het kapitalisme, en de Westerse scheiding tussen mens en natuur, beschouwd via de oud-Griekse en de Boeddhistische filosofie en met als doel te beschrijven hoe voedsel de wereld kan redden. Dat is bij voorbaat al veel te hoog gegrepen.

Maar wellicht ben ik te sceptisch. Ik houd me dan ook vast aan de hoopvolle gedachte dat de lezer zich op eigen houtje verdiept in de genoemde (wetenschappelijke) literatuur. Het vraagt ook om wat zelfreflectie van mijn kant. Met zulke kritische woorden moet je in de spiegel kijken. Wellicht is het geen goed idee om een pop-science boek te lezen over een onderwerp waarin ik mijzelf al jaren wetenschappelijk verdiep.

Wat ik daarom kwalijker vond dan het gebruik van wetenschappelijke bronnen, was de positie die Steel zelf inneemt in het boek. Als autoriteit op het gebied van voeding en de samenleving, met ervaring bij meerdere universiteiten en als spreker op vele evenementen, maak ik mij zorgen om de boodschap die zij overbrengt. Een terugkerend element is Steel’s anti-industriële sentiment dat zo typisch is voor het hedendaags romanticisme dat een blinde vlek lijkt te hebben voor de indirecte gevolgen van biologische en permaculturele landbouw. Willen we de natuur beschermen, dan kunnen we, zeker op dit moment, niet om efficiënte monocultuur heen. Wat veel mensen over het hoofd lijken te zien is dat de inefficiëntere biologische landbouw zal moeten worden gecompenseerd met extra landbouwgrond, inderdaad vaak ten koste van natuurgebieden.

Eerlijkheidshalve hoorde ik tot voor kort bij de groep natuurliefhebbers die zich fel inzet tegen grootschalige productie en graag van heel Nederland een gruttoparadijs maakt. Maar zoals zo vaak, blijkt de realiteit genuanceerder. In plaats van het polariserende debat tussen natuurliefhebbers en efficiënte landbouw te versterken door het gebruik van complot-retoriek als ‘Big Ag’, zou je van Steel mogen verwachten dat zij in een 316 pagina’s dik boek toch juist ook een licht schijnt op de complexiteit van het probleem. Met Sitopia wint Steel dan ook met gemak de harten van natuurminnend Nederland, maar of ze bijdraagt aan een constructieve oplossing voor hedendaagse problematiek? Ik vraag het mij af.

Twee gevoelens blijven uiteindelijk hangen na het lezen van dit boek. Vertwijfeling, omdat een boek met deze titel en deze omvang zoveel potentie met zich meedraagt, maar deze verre van vervult. Vertwijfeling omdat Steel op een onjuiste maar voor de lezer overtuigende manier argumenteert. Maar toch ook enthousiasme, omdat het voor een hoop mensen een introductie zal zijn naar de diversiteit van voeding en de noodzaak om je daarin te verdiepen. Ik wil dan ook afsluiten door te benadrukken dat het boek een mooie introductie is voor de wondere wereld van voeding en cultuur.

Er is maar weinig echt universeel aan het mens-zijn, en voeding is er één van. De lezer zal zich ongetwijfeld laten inspireren door de vele verhalen die Steel deelt. Maar laten we het boek zien voor wat het is, niet de waarheid of een antwoord op How food can save the world, maar voeding en de wereld door de ogen van Carolyn Steel.

Besproken werd Carolyn Steele, Sitopia. How Food Can Save The World, Londen (Chatto & Windus) 2020, 373 pp. , e-book € 9,49, paperback € 12,49, hardcover € 18,99. Inmiddels verscheen er ook een Nederlandse vertaling bij Meulenhoff (Amsterdam), 496 pp., € 24,99

Vincent Walstra is antropoloog en PhD-kandidaat in het ERC-project ‘Food citizens? Collective food procurement in European cities: solidarity and diversity, skills and scale.’

Zie https://www.universiteitleiden.nl/en/foodcitizens

Het bericht BOEKEN 7 – Sitopia verscheen eerst op Eetbaar Rotterdam.

Categorieën: Lokale voedselsystemen

Bladeren 12

vr, 16/07/2021 - 20:00

“Stadslandbouw in opmars”, dat is het soort koppen waar ‘wij van het stadslandbouwtijdschrift” natuurlijk van houden. Ik trof deze kop in het maart-nummer van het tijdschrift Stadswerk. Zie Stadslandbouw in opmars – De Openbare Ruimte,

Een van de vragen die in dat artikel aan de orde komen: hoe ga je daarmee om als gemeente? Zucht… Maar nee, natuurlijk is het belangrijk om vast te stellen dat het inderdaad in veel gemeentes nog altijd knokken om aandacht is. Trouwens, in Rotterdam kreeg de stadslandbouw lange tijd volop aandacht. Hoe is dat nu?

Een groot deel van de toekomst van ons voedsel wordt dezer dagen sowieso in Brussel beslist. Een derde van de totale EU-begroting (zo’n 387 miljard voor een periode van 7 jaar) wordt uitgegeven als landbouwsubsidies en zijn daarmee cruciaal voor de Europese klimaatdoelstellingen. Op papier lijkt er redelijke vooruitgang te zijn geboekt maar hoe het nieuwe Europese Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) er in de praktijk gaat uitzien is nog zeer de vraag: er zijn in ieder geval “veel twijfels”, aldus NRC-Handelsblad (29.6.2021).

“De toekomst draait om voedsel” stond er boven een artikel van Martine Kamsma in NRC Handelsblad (18.6.2021). Zie https://www.nrc.nl/nieuws/2021/06/17/de-toekomst-draait-om-voedsel-a4047748. Daarin werden drie boeken besproken, waaronder ook de Nederlandse vertaling van Sitopia van Carolyn Steel dat ook in ons eigen Stadslandbouwtijdschrift besproken wordt (Sitopia: Hoe goed eten de wereld kan redden, Amsterdam, Meulenhoff, 496 pp. € 24,99). In Trouw (24.5.2021) een interview met Steel naar aanleiding van het verschijnen van deze vertaling, zie: https://www.trouw.nl/leven/een-goede-maaltijd-bereiden-is-een-van-de-zinvolste-dingen-die-je-kunt-doen-op-aarde~b6769ae1/

Een ander boek dat de NRC besprak is Andere Kost. Een pleidooi voor een gezonder en duurzamer voedselsysteem van Jaap Seidell en Jutka Halberstadt (Amsterdam, Atlas Contact 2021, 239 pp., €22,99). Het blijkt in ieder geval zeer toegankelijk geschreven. In kort bestek worden de wisselwerkingen tussen de grote problemen waar de wereld voor staat in verband gebracht met onze gezondheid. Interessant vond ik de heldere politieke stellingname vóór overheidsbemoeienis met allerhande voedingsvraagstukken. “Waarom zouden junkfoodproducenten de consumenten wel mogen manipuleren door middel van reclame en wat niet al, en heet het, als de overheid zich met voeding wil bemoeien, al heel gauw betutteling?”

Het derde besproken boek is van de, inmiddels gepensioneerde, Wageningse filosoof Michiel Korthals en kreeg als titel Eetbare natuur, De essentie van landbouw en voeding (Korthals heeft – niet voor het eerst overigens – kritiek op WUR-baas en NRC-columniste Louise Fresco. Niet zo verwonderlijk gegeven een uitspraak van haar als “Dikke mensen leven om te eten, gedachtenloos” (p. 61). Korthals breekt ook een lans voor de stadslandbouw, voor hem zeker “geen idealistische hobby”. Interessant feit dat ik nog niet eerder zag: er is 98 m² nodig om groente en fruit te telen voor één persoon (p. 15). Verder zijn mijns inziens vooral twee hoofdstukken belangrijk: het zesde dat onder meer gaat over ‘eetbare natuur in stad en landschap’ en het zevende hoofdstuk waarin de auteur een inspirerende rondgang maakt door “innoverend eetbaar Nederland” (Gorredijk Noordboek, 144 pp. €14,90).

Bij dezelfde uitgever (zij het met een ander imprint) verscheen ook het prachtboek van Marcel de Cleene, De Naturalis Historia. Vergeten toepassingen van planten (Gorredijk, Sterck en De Vrees 2021, 323 pp., € 39,90). Neem de rode klaver. Daar kun je niet alleen thee mee zetten, de plant is ook eetbaar (De Cleene geeft een recept voor een klaversalade) en er kan verf en wijn van gemaakt worden. Ook SLT-redacteur Caroline Zeevat is enthousiast.
Twee jaar terug verscheen bij de Gorredijkse uitgever trouwens ook al het, uit het Duits vertaalde, Eetbare bomen en struiken van Otmar Diez (Noordboek, 200 pp., €19,90).

Intussen blijven alle initiatieven en projecten, uiteraard ook die in Rotterdam, van belang. Al was het maar om bewustwording te bevorderen. Zoals vaak ook beoogd door guerilla gardening. Maar dan niet middels de verkleuterde variant daarvan waarop ene Cerian (“zeg maar Jenny”) van Gestel ons trakteerde. Haar boek Guerilla Gardening (zeg maar “tuinieren in de openbare ruimte”) blijkt toch vooral een Handboek voor Buurtvergroeners te willen zijn: “Lekker met je handen in de aarde en gezellig samen met anderen écht het verschil maken”. Brrrrr….
Ach, het is allemaal natuurlijk niet heel erg verkeerd, en je moet natuurlijk ergens beginnen. Maar toch: om écht het verschil te maken is toch écht meer nodig! (Zeist, KNNV, 168 blz. € 22,50).

Intussen lijkt het verschijnsel Tiny Forest aan een flinke opmars begonnen. Het IVN kwam onlangs met een gratis te downloaden handboek. Mij trof vooral de eerste bijlage: een checklist om vast te stellen of minibos X inderdaad een Tiny Forest genoemd kan of mag worden. Als dat het geval blijkt te zijn gaat het IVN dat project erkennen en “krijgt het een mooie plaats op site en in onze communicatie”. Zoveel is duidelijk: niet elk tiny forest is een Tiny Forest! Het concept – met de hoofdletters dus – blijkt namelijk bedacht door de Indiase ingenieur Shubhendu Sharma (Afforesst) die zich op zijn beurt baseerde op de bosbouwmethode van de Japanse bomen-expert Akira Miyawaki. Van belang daarbij zijn twee lijstjes: één met fysieke en één met sociale kenmerken. In de openbare ruimte moet aan beide lijstjes eisen worden voldaan, in je eigen achtertuin hoef je niet heel erg sociaal te doen, zo blijkt. Meer info en downloads via https://www.ivn.nl/tinyforest. Toch goed, zo’n – ongetwijfeld vergeefse – poging om niet onbelangrijke begrippen enigszins proberen te begrenzen. Dat dat vooral ook voor guerilla gardening erg nodig is zagen we zojuist al!

Maarten Bruns en Daan Bleichrodt schreven (ook) over minibossen: Tiny Forests. Klein bos. Groot avontuur (Gorredijk, Noordboek, 2021, 206 blz., € 19,90). In het Milieudefensie-blad Down to Earth (juni 20121) een interview met één van de auteurs. Hier lezen we dat de eerder genoemde Miyawaki – hij wordt hier “een Japanse professor” genoemd – de Tiny Forest-methode heeft bedacht…. Maar goed: Bruns en Blechrodt creëerden, geholpen door heel veel IVN-vrijwilligers tussen december 2015 en december 2020 110 Tiny Forests: bij elkaar zo’n zes voetbalvelden!
Bosbouwdeskundige Tinka Chabot blijkt kritisch over deze TF- methode: zij ziet doorgaans vooral te veel bomen. Hoeveel daarvan kunnen er in de praktijk tot volwaardige bomen uitgroeien? Zij denkt maximaal 3 van de 600, “de rest vecht elkaar de tent uit”. Ook over voedselbossen is zij kritisch: sommige exoten blijken enorme woekeraars. Ze noemt als voorbeeld de appelbes . “Er worden nu al kapitalen uitgegeven om die plant in natuurgebieden te bestrijden”. Haar les: “Echt succes krijg je pas als je snapt waar je mee bezig bent”. Deze kritiek wordt wel vaker geuit, maar hier is binnen (het serieuze deel van) de voedselbosbeweging echter wel degelijk aandacht voor, aldus mede-redacteur Paul de Graaf, zoals hier op de website van de Green Deal Voedselbosbouw.

Proost! Op 1 juli opende de Stadshavenbrouwerij. Ik citeer het persbericht: “De brouwerij heeft (…) een directe verbinding met de Stadshaven Brouwerij Gastropub waar, zodra de maatregelen het toelaten, binnen plaats is voor 350 gasten. (…) De vlees, vis en vegan gerechten op de menukaart worden bereid op één van de barbecues, smoker- of steenovens. De Stadshaven Brouwerij focust zich op toegankelijke en innovatieve bier- en food (fruit) combinaties, gebaseerd op eerlijke en duurzame (streek)producten.” Dat klinkt redelijk goed, lijkt me zo. En: “In de loods waar vroeger fruit werd opgeslagen, is nu plaats gemaakt voor een hypermoderne brouwerij waar met een knipoog naar het verleden eigentijds craftbier wordt gebrouwen met een vleugje fruit. De ‘Fearless Fruit’ en ‘Fearless Crew’ bieren zijn de afgelopen weken afgevuld in blik, fles en fust en vanaf dan te drinken in de brouwerij, bij andere horecagelegenheden en slijterijen door heel Nederland en te koop in de shop van de Stadshaven Brouwerij.” Info: www.stadshavenbrouwerij.nl

Rotterdam heeft inderdaad een rijke bier-geschiedenis. Het wordt tijd dat daar eens iets goeds over wordt geschreven!
Het beste boek dat ik ken over Nederlands bier is het nog altijd verkrijgbare Bier in Nederland: een biografie van Marco Daane (Atlas Contact, Amsterdam, 2016, 446 pp., € 25,99). De notie craft-bier, waar de stadshavenbrouwers nogal een punt van maken, kwam ik er overigens niet in tegen. Maar hoe dan ook: in de 15e eeuw waren het vooral Gouda, Haarlem en Delft (met, zoals bekend: een haven in Delfshaven). Een pionier was Rotterdam dus zeker niet maar ‘het Rotterdams’ was in de 17e eeuw naar verluidt wel het beste Hollandse bier – al kwam dat ook doordat nogal wat Delftse brouwers naar Rotterdam verhuisden. …

Over Rotterdamse wijn valt helaas (nog?) niet zo heel veel te melden. Een stadswijngaard is er vooralsnog niet. Binnenkort hoop ik de stadswijngaarden in Den Haag en Leiden te bezoeken.
Een historisch wijnboek over Nederland zal nog wel even op zich laten wachten. Intussen is er wel een prima Nederlandstalig historisch boek over Franse wijn. Bacchus in Gallië van Jacques Pauwels. Pauwels is een Vlaams vakhistoricus èn een wijnliefhebber. In die volgorde en dat is belangrijk want hierdoor kon zijn boek niet alleen een leuk boek worden, maar vooral ook een goed boek. Zo is er aandacht voor de sociale, politieke en ecologische geschiedenis die voor de wijngeschiedenis van groot belang is. De invloed van de Hollandse handelaren bijvoorbeeld bij het ontstaan en de groei van het verschijnsel destilleren krijgt bijvoorbeeld de nodige aandacht. Zo ook de invloed van het klimaat, niet heel erg uitgebreid maar toch. De kleine ijstijd wordt onder meer genoemd. Deze dwong de Franse wijnmakers tussen pakweg 1500 en 1800 om hun druiven veel later in het jaar te gaan oogsten. Een flink aantal zag zich door deze global cooling zelfs genoodzaakt om met het wijnmaken te stoppen (Epo Berchem (B), 2020, 359 pp. €29,90).

Intussen hebben vele hedendaagse wijnboeren in Frankrijk andere klimaat gerelateerde problemen. Begin april dit jaar zagen zij zich, in onder meer Chablis, genoodzaakt hun wijngaardranken ’s nachts met vuurpotten te verwarmen. Het haalde zelfs de Nederlandse tv-journaals, zie hier: Franse wijnboeren beschermen druiven met vuur | RTL Nieuws
Voor wie het nog niet wist: klimaatproblemen kunnen ineens heel dichtbij komen.

Suggesties en reacties voor deze rubriek naar ceesbronsveld@post.com

Het bericht Bladeren 12 verscheen eerst op Eetbaar Rotterdam.

Categorieën: Lokale voedselsystemen

 

Share this